De Rijn (Duits: Rhein, Frans: Rhin, in het Nederlands vroeger ook: Rhijn) is met 1232 kilometer een van de langste rivieren van Europa.[3] 695 kilometer ervan ligt in Duitsland, waar ook het grootste deel van het stroomgebied (120.000 van de 185.000 km²) ligt, 376 kilometer ligt in Zwitserland en 161 kilometer in Nederland.
Etymologie
De naam Rijn is afkomstig van het Middelnederlandse Rijn, dat via een aangenomen Oudnederlandse vorm *Rīn uit het Oergermaanse *Rīnaz komt. In het Gallisch werd de rivier Rēnos genoemd, in het Latijn Rhēnus, en in het Grieks Ῥῆνος (Rhēnos). De naam komt waarschijnlijk van het Indo-Europese *rei- dat "stromen" betekent.
Het voorkomen van een lange ē in de Latijnse en Griekse namen duidt op Keltische invloed, aangezien de overgang van Indo-Europese ei in lange ē een van de kenmerken van het Keltisch is (ei wordt daarentegen ī in het Germaans en Latijn). Er mag dus aangenomen worden dat de Germaanse en Gallische namen direct uit het Indo-Europees zijn ontstaan, terwijl de Gallische naam waarschijnlijk de bron van de Griekse en Latijnse namen was.
Naamgeving
De Rijn stroomt door verschillende landen en taalgebieden. Verschillende gedeeltes hebben een eigen naam. Soms ontstaat daarbij verwarring, doordat men verschillende trajecten na vertaling dezelfde naam heeft gegeven, zoals Niederrhein en Nederrijn. Niet vertalen zou die verwarring voorkomen, maar in het gewone spraakgebruik wordt het toch vaak gedaan. Verder hebben sommige trajecten ook nog verschillende namen, wat de verwarring compleet maakt.
Van Zwitserland langs Duitsland naar Nederland heet de Rijn in het Duits achtereenvolgens:
- Alpenrhein (Alpenrijn): tot aan het Bodenmeer (gedeeltelijk de grens tussen Zwitserland en achtereenvolgens Liechtenstein en Oostenrijk). De Alpenrijn heeft twee bovenlopen: de Voor-Rijn en de Achter-Rijn, die bij Reichenau-Tamins (Graubünden) samenvloeien. Vanaf dit punt heet de rivier Rijn. De Rijn stroomt door het Bodenmeer en vervolgt weer als rivier vanaf Stein am Rhein.
- Hochrhein (Hoog-Rijn): vanaf Konstanz (gedeeltelijk de Zwitsers-Duitse grens).
- Het gedeelte vanaf de samenvloeiing met de Aare wordt door de Zwitsers Niederrhein genoemd. Bij Schaffhausen bevindt zich de Rheinfall, de grootste waterval van Europa.
In Duitsland worden verder de volgende benamingen gebruikt:
- Hochrhein: tot Bazel (Zwitsers-Duitse grens).
- Oberrhein (Bovenrijn): tot Bingen (gedeeltelijk de Duits-Franse grens). Door de binnenvaart wordt alleen het gedeelte boven Mannheim "Oberrhein" genoemd. Op dat deel wordt vaak met een bovenrijnloods gevaren.
- Mittelrhein (Middenrijn): tot Bonn. De Rijn, met de Loreley als karakteristiek punt, stroomt hier onder andere langs de Eifel.
- Niederrhein (Benedenrijn): tot aan de Duits-Nederlandse grens. Vanaf Düsseldorf is deze naam ook aanduiding voor een regio: Nederrijn.
In Nederland vertakte de Rijn en zijn delen van de Rijn gegraven ten behoeve van waterhuishouding, veiligheid en scheepvaart. De verschillende gedeeltes met vaak zeer uiteenlopende eigenschappen hebben elk een eigen naam gekregen. Daarnaast hebben de meeste trajecten van de oorspronkelijke Rijn (van de grens tot Katwijk) in het spraakgebruik ook nog steeds de naam Rijn, maar de specifieke naam voor het traject verdient de voorkeur. Waar de Rijn Duitsland verlaat, heet de waterweg:
- Boven-Rijn van de grens bij Spijk tot de Pannerdense Kop. Dit is dus inclusief het Bijlandsch Kanaal en in de Nederlandse taal ook inclusief de Duitse linker rivierhelft van Spijk tot Millingen, terwijl dit stukje grensrivier in de Duitse taal Niederrhein wordt genoemd.
- Bijlandsch Kanaal van de werf in Tolkamer tot het centrum van Millingen. Dit traject wordt bij voorkeur eveneens Boven-Rijn genoemd.
De splitsing van de Rijn lag vanouds bij Schenkenschanz. In de 18e eeuw is een kilometer stroomafwaarts van Millingen een tweede splitsingspunt aangelegd: de Pannerdense Kop. Daarna werd de eerste meander van de oorspronkelijke Waal doorgraven (zie Vertakkingen in Nederland). De Pannerdense Kop is het begin van de Rijndelta. De Boven-Rijn splitst zich hier in:
- De Waal, deze zuidelijke tak is thans de hoofdstroom. Hij loopt langs Nijmegen en bij Woudrichem, waar vanouds de samenvloeiing van de Maas in de Waal was, wordt de Waal Boven-Merwede. De Boven-Merwede splitst bij Werkendam in Beneden-Merwede, die bij Dordrecht splitst in de Oude Maas en de Noord, en de gegraven Nieuwe Merwede. Deze laatste komt uit in het Hollandsch Diep en vloeit daar samen met de Amer, de voortzetting van de Maas. Iets verderop splitst de Dordtsche Kil af, die bij Dordrecht in de Oude Maas komt. Het Hollandsch Diep wordt iets voorbij Willemstad het Haringvliet, wat in de Noordzee uitstroomt via grote spuisluizen.
- Het Pannerdensch Kanaal tussen de Pannerdense Kop en het gemaal Kandia, tegenover de steenfabriek van Angeren. Dit gegraven gedeelte komt uit in de Nederrijn, de noordelijke tak, die oorspronkelijk de hoofdtak was. Soms wordt ook het gedeelte tussen het gemaal Kandia en de IJsselkop Pannerdensch Kanaal genoemd. Dit is echter onjuist.
Tussen Westervoort en Arnhem-Zuid is de IJsselkop. Hier takt de IJssel af van de Nederrijn.
- De IJssel, die naar het noorden gaat, langs Zutphen en Deventer stroomt en net voorbij Kampen via het Ketelmeer in het IJsselmeer uitkomt.
- De Nederrijn stroomt verder, langs Arnhem en Rhenen tot Wijk bij Duurstede. Daar is weer een splitsing in:
- Kromme Rijn, de oude hoofdtak, die al in de 9e eeuw begon te verzanden en in 1122 werd afgesloten. Deze oude tak loopt langs Utrecht, delen van de Oude Gracht waren eens Rijn. Bij de Weerdsluis splitst de Vecht af. Deze oude rivier stroomt naar het noorden en mondt bij Muiden uit in het IJmeer. De Rijn zet zich voort naar het westen als Leidse Rijn tot Harmelen, een in de Middeleeuwen gegraven gedeelte, en Oude Rijn via Leiden naar Katwijk en mondt daar uit in de Noordzee.
- De Lek, dit is dus volledig de voortzetting van de Nederrijn. Bij Slikkerveer is er een samenvloeiing met de Noord en krijgt deze rivier de naam Nieuwe Maas. Via de Noord komt er veel Waalwater bij, maar bijna geen Maaswater. In het Botlekgebied komt de Oude Maas uit in de Nieuwe Maas en heet dan het Scheur. Bij Maassluis begint de gegraven Nieuwe Waterweg, die uitkomt in de Noordzee. De oorspronkelijke monding van de Oude Maas is afgesloten.
Stroomgebied
De grens van het stroomgebied van een rivier, zoals de Rijn, met dat van andere rivieren noemt men waterscheiding. Vooral in het deltagebied is het vaak onduidelijk waar de waterscheiding is en welke rivieren zelfstandig in zee uitkomen, of nog in de delta afvloeien en dus zijrivier zijn. Zo is de Maas een zijrivier van de Rijn, omdat hij in het Hollandsch Diep uitkomt. Het is duidelijk dat de IJssel een aftakking is van de Nederrijn en dat hij dus met al zijn zijrivieren tot het stroomgebied van de Rijn behoort. Ook de voortzetting in het IJsselmeer en alles wat daarin uitkomt horen erbij.
Zwitserland
De Rijn ontspringt in Graubünden, in de Zwitserse Alpen, waar twee bronrivieren (de Voor-Rijn en de Achter-Rijn) ontspringen. De Voor-Rijn is de langere van de twee, daarom wordt de totale lengte van de rivier vanaf de Voor-Rijn gemeten. De Voor-Rijn ontstaat uit een aantal beken in het Oberalpgebergte en komt bij Tamins-Reichenau, even ten westen van Chur, samen met de Achter-Rijn, die begint aan de voet van de Paradiesgletsjer in de Adula-Alpen bij de San Bernardinopas. De Italiaanse Rijn van Lei stroomt via de Aversrijn in de Achter-Rijn. Zodoende beslaat het stroomgebied van de Rijn een miniem stuk Italië. Na het samenvloeien van Voor- en Achter-Rijn krijgt de rivier de naam Alpenrijn (Alpenrhein). De Alpenrijn vormt achtereenvolgens de grens tussen Zwitserland en Liechtenstein en die tussen Zwitserland en Oostenrijk, alvorens uit te komen bij het Bodenmeer, dat grotendeels door het Rijnwater wordt gevoed. Na Stein am Rhein stroomt de Rijn als Hochrhein weer verder. De oude brug in Konstanz is het nulpunt voor positieaanduidingen langs de Rijn in Rijnkilometer. Bij Schaffhausen stort de rivier zich van de Rheinfall: de grootste waterval van Europa. De Rheinfall is 150 meter breed en 23 meter hoog. In de zomer stroomt er per seconde 600 kubieke meter Rijnwater over de rotsen.
De Rijn en zijn zijrivieren in Zwitserland hebben een alpine afvoerregiem met hoogwaters in de zomer als de sneeuw smelt, die in de winter is blijven liggen. De Duitse zijrivieren zijn regenrivieren met hoogwaters in de winter. Doordat verder het debiet van de Rijn bij Bazel al 45% is van de Rijn bij Lobith, is de totale afvoer van de rivier vrij stabiel. De aanwezigheid van de Rijn en zijn zijrivieren in het berglandschap wordt gekenmerkt door sterke erosie, waarbij de vaak snelstromende rivieren zeer grof grind in beweging zetten. Het sediment komt terecht in het Bodenmeer, in andere meren en in de Oberrhein. Deze meren zijn gevormd door de grote gletsjers tijdens de Würm-ijstijd en zijn geologisch gezien erg jong.
Duitsland en Frankrijk
Bovenloop
Tussen Bazel en Breisach am Rhein is de rivier niet bevaarbaar, maar ten westen van de Rijn, op Frans grondgebied, is het Grand Canal d'Alsace (de “nieuwe Rijn”) parallel aan de Rijn (de “oude Rijn”) gegraven. Daartussen ligt een eiland dat ruim 50 km lang is.
Het deel van de rivier vanaf de Rijnknie in het centrum van Bazel tot aan Bingen wordt de Oberrhein (Boven-Rijn) genoemd. De Rijn vormt hier de Duits-Franse grens. De Oberrhein stroomt in noordelijke richting door de Boven-Rijnse Laagvlakte. Deze is ongeveer 40 kilometer breed, maar strekt zich in de lengte uit van Bazel tot voorbij Frankfurt. Onder de laagvlakte ligt de Boven-Rijnslenk. De Rijn stroomt hier door een gebied met bodemdaling, omgeven door gebieden met bodemstijging, zoals het Zwarte Woud en de Vogezen. De daling van de ondergrond werd gecompenseerd door de grote hoeveelheid sediment, die de Rijn in dit bekken heeft gebracht. Deze sedimentatie op de dalende bodem brengt echter geen lineair of gelijkmatig verloop van het bodemniveau in de laagvlakte en dus ook niet in het verhang (de 'helling') van de rivier. Deze is tussen Bazel en Straatsburg bijna 1 m/km, maar tussen Mannheim en Bingen slechts 1⁄10 deel daarvan. De stroomsnelheid loopt hierbij dan ook terug van ongeveer 20 km/h tot 5 km/h bij hoogwater. De sedimenten die dan blijven liggen zijn (grof) grind bij Bazel, maar bij Bingen alleen zand en klei. Dat heeft ook gevolgen voor de natuur van de rivier stroomafwaarts.
Middenrijn
Het deel tussen Bingen en Bonn heet de Mittelrhein (Midden-Rijn). De geografische regio Mittelrhein (Midden-Rijndal) dankt aan deze rivier zijn naam. De Rijn gaat hier door een smal doorbraakdal, over een rotsige bodem met vele ondiepten en kleine eilandjes. Veel rotsen zijn opgeruimd om de scheepvaart mogelijk te maken. De grootste lag bij de ingang van het Rijndal, het Binger Loch. Daar lag een aaneengesloten rif van kwartsiet dwars over de hele rivier, waarlangs zelfs de kleine schepen van de middeleeuwen niet konden passeren. Het Rijndal en de Rijnbodem zijn het resultaat van erosiekracht van de rivier en de mate van bodemstijging van het Rijnlands leisteenplateau. De erosie van de Mittelrhein is verzwakt omdat de rivier maar weinig rollende grindstenen met zich meevoert. Die zijn immers in de Oberrhein gebleven door de geringe stroomsnelheid daar. Door de natuurkrachten is zo een dal gevormd waarbij de bergen soms tot direct aan de rivier komen, zoals de Loreley bij Sankt Goarshausen op Rkm 555. Deze steile rots torent 132 meter boven de rivier uit, die met een scherpe bocht om de rots heen slingert. De Mittelrhein is op dat punt op zijn smalst, slechts 145 meter, en met 25 meter ook op zijn diepst. Bovendien staat er een gevaarlijke stroming. Ook verticaal vanuit de diepte stroomt het, waardoor ook grote moderne schepen soms in moeilijkheden komen. In de jaren zeventig van de 20e eeuw zijn de laatste gevaarlijke riffen bij de Loreley en elders verwijderd. De grillen van de natuur, samen met de vele kastelen op de bergranden, de wijngaarden en de mooie plaatsen brengen veel toerisme. Bij Koblenz vloeit de Moezel in de Rijn. Dit markante punt wordt Deutsches Eck genoemd. Verder stroomafwaarts ligt de Eifel aan de linkeroever van de Rijn. Dit vulkanisch gebergte is nog latent actief.
Benedenloop
Vanaf de samenvloeiing met de Sieg bij Bonn, wanneer de Noord-Duitse Laagvlakte bereikt is, wordt het deel van de rivier tot aan de Nederlandse grens Niederrhein genoemd. Deze Niederrhein ligt geheel in Noordrijn-Westfalen en stroomt aanvankelijk door een dichtbevolkt stedelijk gebied en vanaf Wesel door een landelijke regio. In Keulen voeren negen bruggen over de Rijn, bijvoorbeeld de Hohenzollernbrücke, in Düsseldorf zeven, in Krefeld een, in Duisburg zes, in Wesel twee en verderop de is er de Rijnbrug Rees-Kalkar. Bij Emmerik wordt de vierhonderd meter brede rivier overspannen door de rijnbrug bij Emmerik, deze wordt gezien als de langste hangbrug van Duitsland.
De haven van Duisburg wordt gezien als de grootste binnenhaven van Europa. In deze haven begint ook het Rijn-Hernekanaal dat verbinding geeft op het Dortmund-Eemskanaal. In Duisburg is de samenvloeiing met de Ruhr. De Niederrhein stroomt verder langs het Duitse Ruhrgebied en door de regio Niederrhein. Het Ruhrgebied was tot in de jaren tachtig van de twintigste eeuw verantwoordelijk voor een groot gedeelte van de vervuiling waarmee de Rijn te kampen had. Tegenwoordig is deze problematiek vrijwel opgelost. Bij Wesel vloeit de Lippe samen met de Rijn. Parallel aan de Lippe vormt het Wesel-Datteln-Kanal daar een west-oost scheepvaartverbinding naar het Dortmund-Eemskanaal.
Nederland
Rijndelta
Bij Spijk passeert de Rijn gedeeltelijk de Nederlandse grens en bij Millingen volledig de Nederlandse grens en begint de delta. Tussen Spijk en Millingen aan de Rijn ligt de grens tussen Duitsland en Nederland feitelijk in het midden van de rivier. Daarna vertakt de rivier regelmatig. Op bestaande en voormalige splitsings- en samenvloeiingspunten veranderen de riviertakken in de delta van naam (zie kopje Naamgeving). De Waal draagt tegenwoordig twee derde van de afvoer, Nederrijn-Lek en IJssel samen de rest (zie kopje Afvoer).
De Rijndelta beslaat de volgende bedijkte gebieden:
- de Liemers, Ooijpolder, Betuwe, delen van het Land van Maas en Waal en de Bommelerwaard in Gelderland
- het IJsseldal en de IJsseldelta in Gelderland en Overijssel,
- de Culemborgerwaard, Tielerwaard en Nederbetuwe in Gelderland,
- het Kromme Rijngebied en de Lopikerwaard in Utrecht,
- het Utrechtse Vechtgebied in Utrecht en Noord-Holland,
- de Vijfheerenlanden, Alblasserwaard, Krimpenerwaard, het Rijnland en het Delfland in Zuid-Holland,
en, gedeeld met de Maas,
- het Land van Heusden en Altena en de Biesbosch in Noord-Brabant en Zuid-Holland,
- het Rijnmondgebied in Zuid-Holland.